Ik was 14 toen op een prachtige herfstdag het ondenkbare gebeurde. Terwijl iedereen zich zorgen maakte om mij en vreesde voor mijn leven, kwam totaal onverwachts mijn jongste broertje Wouter om het leven door een ongeluk.
Hoewel het een zaterdag was, moest ik die dag naar school voor een buitenschoolse activiteit. Ik maakte me klaar voor de dag, terwijl Wouter aan tafel zat te ontbijten. Hij en zijn broer zouden die dag, zoals iedere zaterdag, gaan voetballen en het beloofde een mooie dag te worden...
Ik had die morgen haast en snelde naar buiten om mijn fiets uit de schuur te halen. Toen ik de schuur uit kwam stond Wouter daar ineens om me uit te zwaaien. Ik fietste het pad af, draaide me nog even om en kreeg een snelle handkus van mijn broer. Zo lief! Dat deed hij anders nooit. Het zou de laatste keer zijn dat ik hem zag.
Eenmaal op school ging de dag snel. We deden audities voor een toneelstuk dat aan het einde van het seizoen opgevoerd zou gaan worden. Het was de populairste buitenschoolse activiteit die we hadden en dit was de eerste keer dat ik er aan mee mocht doen. Ik voelde me heel wat. We speelden gekke sketches, lachten, deden ontspanningsoefeningen en hadden die dag vooral heel veel plezier...tot ik door een docent op mijn schouder getikt werd. Hij wees naar de klapdeuren waar tot mijn stomme verbazing onze buurman stond en zei me dat ik met hem mee moest gaan. Ik was geïrriteerd want ik had het juist zo naar mijn zin, maar één blik op de buurman leerde me dat er iets heel ergs gebeurd moest zijn en dus ging ik mee. 'Als het mijn ouders maar niet zijn!' schoot het in een flits door me heen, gevolgd door een kort maar bizar gevoel van opluchting toen bleek dat zij het niet waren. Zij niet...maar Wouter wel.
Onderweg naar huis keek ik om me heen. Het was een prachtige dag. Alles leek goed. Mensen stonden lachend te kletsen langs de kant van de weg. Liepen winkels in en uit. Er werd nog gewoon gefietst en auto gereden. En ik kon maar één ding bedenken: dit kon niet waar zijn! Als dit waar was, was de aarde wel gestopt met draaien, was alles wel bedekt met een grauwe sluier van as, lachten de mensen niet meer en was het dagelijks leven tot stilstand gekomen. Eenmaal thuis heb ik de deur van de auto met een klap achter me dichtgeslagen, liep ons pad op en staarde door de achterdeur de keuken in. Daar zag ik het mij zo vertrouwde beeld van mijn moeder die het aanrecht aan het poetsen was en was ik gerustgesteld. Het was niet waar. Wouter zou straks gewoon ergens de hoek om komen zeilen, een slipspoor maken op het grindpad met zijn fiets en alles zou weer goed zijn. Op het geluid van de dichtslaande deur draaide mijn moeder zich om. En toen ik haar gezicht zag, wist ik genoeg...
Het verlies van mijn lieve broer was zó bizar en onwerkelijk! Het verdriet wat ons als gezin maar ook de hele gemeenschap trof, is met geen pen te beschrijven. Een kind van 8 dat ineens wegvalt is voor niemand te begrijpen.
Ik wist me geen raad met mijn gevoelens. In heel mijn leven had ik alleen twee ietwat eigenaardige oudtantes verloren. Dichterbij was de dood nog nooit geweest. ‘Dood’ was tot die tijd altijd iets abstracts geweest, maar nu was het helaas letterlijk tastbaar geworden. En ik wist niet wat ik daar mee aan moest. Ik ben altijd een kind geweest met een rijk innerlijk emotioneel leven en nu kolkte het van binnen.
De woonkamer was inmiddels volgestroomd met visite en ik wilde daar niet zijn. Ik wilde niet al die mensen om me heen die allemaal huilden, die het allemaal zo erg vonden en waarvan sommigen vervolgens tot mijn frustratie getroost werden door mijn eigen ouders die nota bene net hun eigen kind verloren hadden! Ik sloot mezelf op in de badkamer, waar ik mijn woede botvierde door tegen de badrand te schoppen (wat niet persé een goed idee is als je geen schoenen aan hebt) en deels huilend van de pijn, deels huilend van wanhoop schreeuwde ik het in mijn hart uit naar God. En daar in die badkamer overviel me één hele diepe zekerheid: Jezus hield van mij. Hoe het nu ook stormde: Jezus hield van mij!
Van de rest van de week herinner ik me alleen maar flarden. Visite...heel veel visite. Dat ik op maandag weer gewoon naar school wilde, weg van al dat verdriet, terug naar mijn normale leven, maar dat dat niet mocht en dat ik daar boos over was. Vriendinnen die niet wisten wat ze met de situatie aan moesten en onbeholpen kwamen vragen of ik misschien een stukje met ze wilde fietsen en tijdens het fietsen kletsten over allerlei onbenulligheden van school. Daarmee deden ze het beste wat ze op dat moment voor me hadden kunnen doen! Buurkinderen die samen met ons alle grappige verhalen over Wouter ophaalden (en dat waren er gelukkig veel!), waardoor we hardop zaten te lachen in de keuken. De visite in de woonkamer die dat ongepast vond, terwijl mijn ouders alleen maar blij en dankbaar waren dat ze ons hoorden lachen. Zó veel kaarten dat ze in pakketjes met dikke elastieken er omheen bezorgd werden. Kleren kopen voor de begrafenis en een verkoopster die vroeg: ‘Zo, hebben jullie lekker vakantie?’ en dat we elkaar zwijgend aankeken en het daar maar bij lieten.
De begrafenis moest nog komen en daar zag ik als een berg tegenop. Maar vroeg op de ochtend waarop mijn broertje begraven zou worden, gebeurde er iets heel bijzonders...
Reactie plaatsen
Reacties
Dank lieve zus, dat jij zo treffend jouw leven deelt met ons, met mij.
In Christus is het zo bijzonder...Hij, Die zo verantwoordelijk is voor jou en mij...Hij geeft je talenten, Hij geeft je alles wat je meemaakt, Hij wil ook dat wij dit met elkaar delen, zeker om Zijn Grootheid...Hemzelf te horen en zien en te weten dat Hij overal bij is. Op deze wijze ben je voor Hem zo van waarde en zeker ook voor mij lieverd. Dank U Vader, dank je Moniek.
Love you!