Mijn ogen schieten vol terwijl ik met een warme kruik rillend onder de dekens kruip. Op de achtergrond hoor ik het geroezemoes in onze woonkamer. Ik wil hier niet zijn! Ik wil terug naar de woonkamer. Naar de gezelligheid. Naar het gelach en de spelletjes en de liefde en de vrolijkheid. In plaats daarvan zit ik alleen hier. Ik weet dat ik kies voor de meest verstandige optie. Ik weet dat wanneer ik deze keus nu niet maak en bij het feestje blijf wat zich in onze woonkamer afspeelt, ik daar morgen een nog zwaardere prijs voor zal betalen. Maar toch voelt het feit dat ik door mezelf nu 'naar mijn kamer gestuurd wordt' als straf.
Dat ik zo vaak moet kiezen tussen wat leuk en wat verstandig is, voelt voor mij heel regelmatig als straf. En hoewel we buitengewoon gezegend zijn met de plek waar we wonen, voelt ons huis regelmatig als een gevangenis. Als een plek waar ik verplicht moet verblijven terwijl het leven zich daarbuiten afspeelt.
Terwijl onze kerkelijke gemeente bij elkaar zit en samen de dienst beleeft, zit ik hem weer in mijn eentje thuis te kijken.
Als iedereen naar zijn werk gaat en daar leuke nieuwe ervaringen opdoet en iets bijdraagt aan het bedrijf of aan de maatschappij, mag ik thuis weer zelf verzinnen hoe ik mijn dag zo goed mogelijk kan vullen.
Wanneer vrienden een feestje geven, moet ik vaak als eerste dat feestje verlaten om naar bed te gaan. Ik vond het als kind al niet leuk dat ik naar bed moest terwijl de volwassenen beneden doorgingen met het feestje (en kwam tot frustratie van mijn ouders dan ook talloze malen naar beneden met een smoesje of ging stiekem op de trap zitten om op die manier zo dicht mogelijk bij het feestgedruis te zijn). En ik troostte mezelf met de gedachte dat ik, later als ik groot zou zijn, lekker wél op het feestje zou mogen blijven. Maar helaas lig ik meestal nog altijd als eerste in bed. En dat vind ik stom!
Natuurlijk...ik weet dat ik het leven van gezonde mensen idealiseer. Met je hele gezin naar de kerk gaan kan een flinke en niet altijd heel gezellige uitdaging zijn. Het werkende leven kan vol sleur, vervelende collega's en stress zijn. En feestjes kunnen ook een verplichting zijn waar je moeilijk onderuit kunt. Maar gezonde mensen hebben in elk geval een keus die ik niet heb. En op de momenten dat ik me indenk dat ik die wel heb, betaal ik daar achteraf vaak een flinke prijs voor.
Door de jaren heen heb ik geleerd om het gewoon stom te mogen vinden. Ik baal er van, huil er om en scheld er op. Maar ik heb ook geleerd om van dat stomme dan in elk geval het beste te maken. Ik zorg ervoor dat de slaapkamer een fijne plek is om me terug te trekken als we een feestje in de woonkamer hebben. Dat het er warm is. Dat er een kaarsje staat. Dat er alvast een kruik klaar ligt, samen met mijn e-reader en de laptop voor het geval ik gewoon nog even een tv-programma wil kijken om mijn gedachten te verzetten als ik alles stom vind. En ik zorg ervoor dat ons huis dan in elk geval een zo leuk mogelijke gevangenis is op de dagen dat ik niet naar buiten kan. Ingericht op een manier waarbij ik me thuis voel, met een fijn muziekje, kaarsjes aan, warmtekussens in elke hoek van de kamer.
Dat is het voordeel van stomme dingen heel vaak meemaken: dat je leert wat je nodig hebt om de dingen iets minder stom te vinden. Dat je leert dat je dingen stom mag vinden. Dat je leert dat je erom mag huilen en met God mag delen hoe stom je het allemaal vindt. En dat je daarna gewoon afleiding zoekt met een tv programma, boek of wat dan ook. En hoewel het soms lang duurt, lukt het me dan na een tijdje weer om al die dingen te zien die ik wel heb. En dat is ondanks alles zo ongelooflijk veel.
Reactie plaatsen
Reacties